paintball

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • paint·ball
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord paintball -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het paintballo

  1. (sport) tijdverdrijf waarbij je elkaar besluipt en beschiet met bolletjes verf

Werkwoord

vervoeging van
paintballen

paintball

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van paintballen
    • Ik paintball. 
  2. gebiedende wijs van paintballen
    • Paintball! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van paintballen
    • Paintball je? 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be