pafferig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • paf·fe·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen pafferig pafferiger pafferigst
verbogen pafferige pafferigere pafferigste
partitief pafferigs pafferigers -

Bijvoeglijk naamwoord

pafferig

  1. slap en dik
    • De pafferige jongen hing de hele dag maar in de stoel te hangen en deed niets anders dan gamen, cola drinken en chips eten. 
     Er piepten blonde krullen onder de rand van haar smoezelige muts uit. Ze zou een mooi gezicht hebben gehad als haar pafferige huid haar tere gelaatstrekken niet had verhuld.[1]

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers op Wikipedia, ISBN 9789026346477
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be