paddel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pad·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paddel | paddels |
verkleinwoord | paddeltje | paddeltjes |
Zelfstandig naamwoord
de paddel m
- stok met een platte verbreding op het einde
- ▸ Schakelen geschiedt via paddels achter het stuurwiel.[3]
- stok met een platte verbreding op het einde voor het voortbewegen van een vaartuig
- ▸ Op de tweede wedstrijddag van het EK kajak marathon in het Portugese Porte de Lima, was het de beurt aan de junioren en de beloften om hun race af te werken. Die was 19 km lang met daarin vier portages, waarbij de boot en paddel al lopend gedragen moest worden.[4]
Synoniemen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
paddelen |
paddel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van paddelen
- Ik paddel.
- gebiedende wijs van paddelen
- Paddel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van paddelen
- Paddel je?
Gangbaarheid
- Het woord paddel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "paddel" herkend door:
37 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ paddel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Gumpert Tornante laat zich zien” (16 mei 2014), De Telegraaf
- ↑ Weblink bron “Jonge Belgen spelen geen rol van betekenis op EK kajak marathon” (29/06/2017), De Standaard
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be