Naar inhoud springen

pêche

Uit WikiWoordenboek
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  pêche     la pêche     pêches     les pêches  

[A] pêche v

  1. (plantkunde) perzik Prunus persica op Wikispecies
  2. (spreektaal) mep, klap, tik
    «Ce flic a filé une pêche à Jacky.»
    Die smeris heeft Jacky een mep gegeven. [2]
  3. (spreektaal) zin, fut
    «J’ai la pêche depuis que j’ai repris le sport.»
    Ik voel me prima sinds ik weer aan sport doe. [2]

[B] pêche v

  1. visserij; visvangst [1]; het vissen
  2. visvangst [2]; hoeveelheid gevangen vis
vervoeging van
pêcher

pêche

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van pêcher
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van pêcher
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van pêcher