påbudt
Uiterlijk
- på·budt
- Voltooid deelwoord van påby.
påbudt
- verplicht, voorgeschreven
- «Båtførerbevis blir påbudt i Norge.»
- Een vaarbewijs voor boten wordt in Noorwegen verplicht.
- «Båtførerbevis blir påbudt i Norge.»
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | påbudt | ||
o enkelvoud | påbudt | |||
meervoud | påbudt | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
påbudt |
påbudt
- voltooid deelwoord van påby