overzij

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·zij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord overzij overzijden
overzijdes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de overzijv / m

  1. overkant, overzijde, vooral gebruikt in gedichten
    • Laat alle hoop varen, zou Dante zeggen, want u betreedt de hel: ‘Hier staat men eenzaam op de brug/ in ’t holst van deze morgen, / om op de eb te zien weerspiegeld// de Soda dreunend aan de overzij. [1] 
    • Brand een kaars en loop over de bodem van het bad en breng de vlam naar de overzij. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

67 % van de Nederlanders;
55 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Volkskrant Piet Gerbrandy 31 juli 2009
  2. NRC 26 oktober 2012
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be