overteken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- over·te·ken
Werkwoord
vervoeging van |
---|
overtekenen |
overteken
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtekenen
- ... dat ik overteken.
vervoeging van |
---|
overtekenen |
overteken
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtekenen
- Ik overteken.
- gebiedende wijs van overtekenen
- Overteken!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtekenen
- Overteken je?
Gangbaarheid
- Het woord overteken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.