overstelp

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·stelp

Werkwoord

vervoeging van
overstelpen

overstelp

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overstelpen
    • Ik overstelp. 
  2. gebiedende wijs van overstelpen
    • Overstelp! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overstelpen
    • Overstelp je?