overreiken/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van overreiken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overreiken | over te reiken | ||||||||
toekomend | zullen overreiken over zullen reiken |
te zullen overreiken over te zullen reiken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overgereikt | te hebben overgereikt | ||||||||
toekomend | overgereikt zullen hebben | overgereikt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
overreikend | overgereikt | ev. reik over |
mv. verouderd reikt over |
reike over (bijzin) overreike | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | reik over | reikt over | reikt over | reikt over | reikt over | reiken over | reiken over | reiken over | |||
verleden (o.v.t.) | reikte over | reikte over | reikte over | reikte over | reikte over | reikten over | reikten over | reikten over | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overreiken | zult/zal overreiken | zult/zal overreiken | zult overreiken | zal overreiken | zullen overreiken | zullen overreiken | zullen overreiken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overreiken | zou overreiken | zou(dt) overreiken | zoudt overreiken | zou overreiken | zouden overreiken | zouden overreiken | zouden overreiken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | overreik | overreikt | overreikt | overreikt | overreikt | overreiken | overreiken | overreiken | |||
verleden (o.v.t.) | overreikte | overreikte | overreikte | overreikte | overreikte | overreikten | overreikten | overreikten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overreiken over zal reiken |
zult/zal overreiken over zult/zal reiken |
zult/zal overreiken over zult/zal reiken |
zult overreiken over zult reiken |
zal overreiken over zal reiken |
zullen overreiken over zullen reiken |
zullen overreiken over zullen reiken |
zullen overreiken over zullen reiken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overreiken over zou reiken |
zou overreiken over zou reiken |
zou(dt) overreiken over zou(dt) reiken |
zoudt overreiken over zoudt reiken |
zou overreiken over zou reiken |
zouden overreiken over zouden reiken |
zouden overreiken over zouden reiken |
zouden overreiken over zouden reiken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overgereikt | hebt overgereikt | hebt/heeft overgereikt | hebt overgereikt | heeft overgereikt | hebben overgereikt | hebben overgereikt | hebben overgereikt | |||
verleden (v.v.t.) | had overgereikt | had overgereikt | had overgereikt | hadt overgereikt | had overgereikt | hadden overgereikt | hadden overgereikt | hadden overgereikt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overgereikt hebben | zal/zult overgereikt hebben | zult/zal overgereikt hebben | zult overgereikt hebben | zal overgereikt hebben | zullen overgereikt hebben | zullen overgereikt hebben | zullen overgereikt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overgereikt hebben | zou overgereikt hebben | zou/zoudt overgereikt hebben | zoudt overgereikt hebben | zou overgereikt hebben | zouden overgereikt hebben | zouden overgereikt hebben | zouden overgereikt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm overgereikt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt overgereikt | er is overgereikt | |||||||||
verleden | er werd overgereikt | er was overgereikt | |||||||||
toekomend | er zal overgereikt worden | er zal overgereikt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou overgereikt worden | er zou overgereikt zijn | |||||||||
lijdende vorm overgereikt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overgereikt worden | overgereikt te worden | ||||||||
toekomend | overgereikt zullen worden | overgereikt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | overgereikt zijn | overgereikt te zijn | ||||||||
toekomend | overgereikt zullen zijn | overgereikt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word overgereikt | wordt overgereikt | wordt overgereikt | wordt overgereikt | wordt overgereikt | worden overgereikt | worden overgereikt | worden overgereikt | |||
verleden (o.v.t.) | werd overgereikt | werd overgereikt | werd overgereikt | werdt overgereikt | werd overgereikt | werden overgereikt | werden overgereikt | werden overgereikt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overgereikt worden | zult overgereikt worden | zult overgereikt worden | zult overgereikt worden | zal overgereikt worden | zullen overgereikt worden | zullen overgereikt worden | zullen overgereikt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overgereikt worden | zou overgereikt worden | zou/zoudt overgereikt worden | zoudt overgereikt worden | zou overgereikt worden | zouden overgereikt worden | zouden overgereikt worden | zouden overgereikt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overgereikt | bent overgereikt | bent/is overgereikt | zijt overgereikt | is overgereikt | zijn overgereikt | zijn overgereikt | zijn overgereikt | |||
verleden (v.v.t.) | was overgereikt | was overgereikt | was overgereikt | waart overgereikt | was overgereikt | waren overgereikt | waren overgereikt | waren overgereikt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overgereikt zijn | zult overgereikt zijn | zult overgereikt zijn | zult overgereikt zijn | zal overgereikt zijn | zullen overgereikt zijn | zullen overgereikt zijn | zullen overgereikt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overgereikt zijn | zou overgereikt zijn | zou/zoudt overgereikt zijn | zoudt overgereikt zijn | zou overgereikt zijn | zouden overgereikt zijn | zouden overgereikt zijn | zouden overgereikt zijn |