overlevert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·le·vert

Werkwoord

vervoeging van
overleveren

overlevert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overleveren
    • ... dat jij overlevert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overleveren
    • ... dat hij overlevert. 


Noors

Woordafbreking
  • o·ver·le·vert
Woordherkomst en -opbouw
  • Noorse werkwoordsvorm met het voorvoegsel over-
Naar frequentie 24014

Werkwoord

overlevert

  1. voltooid deelwoord van overlevere


Nynorsk

Woordafbreking
  • o·ver·le·vert
Woordherkomst en -opbouw
  • Nynorske werkwoordsvorm met het voorvoegsel over-

Werkwoord

overlevert

  1. voltooid deelwoord van overlevere