overlevde

Uit WikiWoordenboek

Noors

Woordafbreking
  • o·ver·lev·de
Woordherkomst en -opbouw
  • Noorse woordvorm met het voorvoegsel over-
Naar frequentie 2964

Bijvoeglijk naamwoord

overlevde, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van overlevd

overlevde, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van overlevd

Werkwoord

overlevde

  1. verleden tijd van overleve


Nynorsk

Woordafbreking
  • o·ver·lev·de
Woordherkomst en -opbouw
  • Nynorske woordvorm met het voorvoegsel over-

Bijvoeglijk naamwoord

overlevde, m /v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van overlevd

overlevde, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van overlevd

Werkwoord

overlevde

  1. verleden tijd van overleve