overkapping

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

overkapping van een perron
Uitspraak
Woordafbreking
  • over·kap·ping
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord overkapping overkappingen
verkleinwoord overkappinkje overkappinkjes

Zelfstandig naamwoord

overkapping v [1]

  1. (bouwkunde) een dak hebbend maar geen muren, vooral van een station
    • Omdat de zijkanten en de voor- en achterkant van de overkapping open zijn, oordeelden de inspecteurs in het verleden dat roken buiten de bars en restaurants maar op het Handelsterrein toegestaan is. „Dat is plotseling veranderd”, zegt ondernemer Hans van Wijk, eigenaar van feestzaalverhuur Eethiek. [2] 
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC maart 2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be