overhalen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  overhalen    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈovərhalə(n)/

Woordafbreking

• over·ha·len

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  over bw  en  halen ww 

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
overhalen	haalde over	overgehaald
zwak -d	volledig

Werkwoord

overhalen

1. overgankelijk iemand zo ver proberen te krijgen ergens in mee te gaan

   • Zou je hem kunnen overhalen om op de kinderen te passen? 
   • De Koning begreep wel, dat hij Kleine Woord nooit zou kunnen overhalen om in Palettania te blijven.  

2. overgankelijk in een andere stand brengen

   • Hij had de trekker niet overgehaald. 

3. overgankelijk een draad over een andere halen bij het breien

Synoniemen

• ompraten

Vertalingen

    1. iemand zo ver proberen te krijgen ergens in mee te gaan   

Duits: überreden (de), rumkriegen (de) (spreektalig) Engels: persuade (en) Frans: persuader (fr), dissuader (fr)

Roemeens: convinge (ro) Russisch: убедить (ru), уговорить (ru) Spaans: persuadir (es) Zweeds: övertala (sv)

Zelfstandig naamwoord

overhalen mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord overhaal

Gangbaarheid

• Het woord overhalen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "overhalen" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.