overhaast

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·haast
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
overhaasten

overhaast

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van overhaasten
  2. gebiedende wijs van overhaasten
vervoeging van: overhaasten…
verbogen vorm: overhaaste

overhaast

  1. voltooid deelwoord van overhaasten
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen overhaast overhaaster (overhaastst) *
verbogen overhaaste overhaastere (overhaastste) *
partitief overhaasts overhaasters -

Bijvoeglijk naamwoord

overhaast

  1. met teveel haast, met teveel snelheid
    • Hij was zo overhaast dat hij zelfs zijn schooltas vergat mee te nemen. 
Opmerkingen
  • Omdat "-stst" moeilijk is uit te spreken en te verstaan kan voor de overtreffende trap beter de omschrijving "meest overhaast(e)" worden gebruikt. [1] [2]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 2 mei 2021 Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “6.4.3.1.2 Omschrijving van de trappen van vergelijking met meer en meest.” (januari 2019), punt 4 op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2. Bronlink geraadpleegd op 2 mei 2021 Weblink bron “Omschreven trappen van vergelijking (algemeen)”, punt 3. op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be