overerf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·erf

Werkwoord

vervoeging van
overerven

overerf

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overerven
    • ... dat ik overerf. 
vervoeging van
overerven

overerf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overerven
    • Ik overerf. 
  2. gebiedende wijs van overerven
    • Overerf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overerven
    • Overerf je? 

Gangbaarheid