overduidelijk
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- over·dui·de·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van over bw en duidelijk bn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | overduidelijk | overduidelijker | overduidelijkst |
verbogen | overduidelijke | overduidelijkere | overduidelijkste |
partitief | overduidelijks | overduidelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
overduidelijk
- zo duidelijk dat je er niet aan hoeft te twijfelen
- Daarmee was het overduidelijk geworden dat hij onschuldig was.
- ▸ Hij zat erbij als een man die overduidelijk geen maaltijd oversloeg en die ook voor het overige beter wist dan wie ook wat goed was voor hemzelf en de wereld.[1]
Gangbaarheid
- Het woord overduidelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "overduidelijk" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Pfeiffer, Ilja Leonard
“Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers
, ISBN 978-90-295-2622-7, p. 30
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be