ouwelui

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ou·we·lui
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ouwelui
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ouweluimv

  1. de ouders van iemand
    • Op tweede kerstdag kook ik altijd voor mijn ouwelui waar ik tijdens de kerst verblijf in mijn geboortedorp Kaatsheuvel. Deze keer wilde ik een van mijn favoriete gerechten uit een van mijn favoriete vakantielanden maken, Sofrito een typisch gerecht van Corfu.[3] 
    • Nog even en we vliegen massaal naar de alles-inbegrepen-resorts in Turkije en andere plekken op onze aardkloot. Want 'all-inclusive' is deze zomer (alweer) dé vakantiehit. Niet zo gek, want je kunt je kosten goed inschatten. Zodat je niets teveel betaalt. Kinderen hoeven hun ouwelui ook niet steeds om poen te vragen voor al dan niet dubieuze uitgaven.[4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. ouwelui op website: Etymologiebank.nl
  3. de Telegraaf 28 dec. 2017
  4. de Telegraaf PAUL ELDERING 25 mei 2013
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be