outilleerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ou·til·leer·de

Werkwoord

vervoeging van
outilleren

outilleerde

  1. enkelvoud verleden tijd van outilleren
    • Ik outilleerde. 
    • Jij outilleerde. 
    • Hij, zij, het outilleerde.