otoscoop
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- oto·scoop
Woordherkomst en -opbouw
- vermoedelijk van Frans otoscope, het instrument in 1834 werd uitgevonden door de Franse arts J.P. Bonnafont ; gevormd uit het Oudgrieks οὖς (oûs), genitief: ὠτός (otós) "oor" en σκοπέω (skopéo) "bekijken"
- als benaming van een iets ander instrument om het oor te onderzoeken aangetroffen vanaf 1849 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | otoscoop | otoscopen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de otoscoop m
- (medisch) een medisch instrument, dat gebruikt wordt om de gehoorgang en trommelvlies te inspecteren
- ▸ Een otoscoop is ingebouwd om in de oren te kunnen kijken.[2]
Synoniemen
Vertalingen
1. een medisch instrument, dat gebruikt wordt om de gehoorgang en trommelvlies te inspecteren
Gangbaarheid
- Het woord otoscoop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "otoscoop" herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron J. ToynbeeOnderzoekingen omtrent de ziekten van het oor in: Het repertorium, jrg. 2, W.J. van Bommel van Vloten, Amersfoort, p.338 kol. 2
- ↑ Weblink bron “Randloze 8k-televisies en toiletrolrobot op grootste techbeurs van de wereld” (06-01-2020), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 44 %
- Prevalentie Vlaanderen 50 %