oriënteer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ori·en·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
oriënteren |
oriënteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oriënteren
- Ik oriënteer.
- gebiedende wijs van oriënteren
- Oriënteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oriënteren
- Oriënteer je?