organza

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

jurk van organza
Uitspraak
Woordafbreking
  • or·gan·za
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Indonesisch [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord organza
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de organzav

  1. doorzichtige (zijden) stof
     Er is een verloop van verschillende texturen: van tweed naar glanzend rubber op een basis van zijde organza. De bovenkant lijkt een tanktop, maar is een t-shirt.”[2]
     De keuze viel uiteindelijk op een zijden jumpsuit met print, een zijden organza blouse en Italiaanse zwemkleding, een katoenen sarong en een zijden luchtige jurk met kanten bezetting; deze laatste drie met dezelfde mosterd bloemenprint.[3]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

53 % van de Nederlanders;
44 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. organza op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink Weblink bron “Vogue belt met modeontwerpster uit Hengelo” (09-06-2015), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron
    Suzanne Borgdorff
    “Máxima geeft fortuin uit in Australische boetiek, koning geeft advies” (02-11-2016), Tubantia
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be