organiseer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: organiseer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- or·ga·ni·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
organiseren |
organiseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van organiseren
- Ik organiseer.
- gebiedende wijs van organiseren
- Organiseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van organiseren
- Organiseer je?