oratie

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  oratie    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ora·tie

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘toespraak’ voor het eerst aangetroffen in 1548
• Naamwoord van handeling van oreren met het achtervoegsel -atie

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	oratie	oraties
verkleinwoord	oratietje	oratietjes

Zelfstandig naamwoord

oratie v

1. rede, redevoering, speech, toespraak

   • Deze oratie was zeker de moeite van het beluisteren waard. 

2. (in het bijzonder:) rede uitgesproken door een hoogleraar bij de ambtsaanvaarding
3. gebed, vooral bepaalde gebeden in de mis

Vertalingen

    1. rede   

Engels: speech (en)

Spaans: discurso (es) m, oración (es) v

Gangbaarheid

• Het woord oratie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "oratie" herkend door:

85 %	van de Nederlanders;
65 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.