opzijgaan
Uiterlijk
- op·zij·gaan
- samenstelling van opzij bw en gaan ww
opzijgaan
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opzijgaan |
ging opzij |
opzijgegaan |
klasse 7 | volledig |
- iets of iemand ontwijken door een zijwaartse beweging te maken
- ▸ Deze zogenaamde free coloreô waren in alle opzichten tweederangsburgers - ze mochten niet stemmen, geen contracten afsluiten, niet getuigen en geen lid zijn van een jury; ze moesten in kerken apart zitten en opzijgaan als ze op straat een blanke tegenkwamen.[1]
- ▸ 'Moet je opletten hoe ze opzijgaan om haar erdoor te laten.[2]
- Het woord opzijgaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Fortuna's kinderen” (2021), Hollands diep, ISBN 9789048858972
- ↑ Pip Williams“Het boek van vergeten woorden” (2020), The House of Books, ISBN 9789044359770