opwekken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·wek·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opwekken
wekte op
opgewekt
zwak -t volledig

Werkwoord

opwekken

  1. overgankelijk opmonteren, animeren
    • De moeder was moeilijk op te wekken nadat haar baby overleden was. 
     De sfeer was altijd opgewekt, maar al snel ging iedereen over tot de orde van de dag en vertrok naar zijn of haar kamer om huiswerk te maken en ‘écht’ belangrijke mensen te bellen over de laatste drama’s op school.[1]
  2. overgankelijk doen ontstaan
    • Ze moesten de weeën opwekken om de bevalling te starten. 
     Dus zou de waarheidscommissie de wrevel opwekken van Moskou, vervolgde Ludwig. Of beter gezegd, nog meer wrevel opwekken dan al het geval was. En daarmee waren ze bij de cruciale vraag aangekomen: hoe groot was eigenlijk het gevaar voor waar her en der in het Westen over gespeculeerd werd? Dus dat de hervormingspolitiek in bloed zou worden gedrenkt, zoals in Boedapest in 1956?[2]
Typische woordcombinaties
  • iets onder de aandacht brengen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044633535
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be