opvolgde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·volg·de

Werkwoord

vervoeging van
opvolgen

opvolgde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opvolgen
    • ... dat ik opvolgde. 
    • ... dat jij opvolgde. 
    • ... dat hij, zij, het opvolgde.