opsomming

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·som·ming
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van opsommen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord opsomming opsommingen
verkleinwoord opsomminkje opsomminkjes

Zelfstandig naamwoord

de opsommingv

  1. (taalkunde) een in een rij geplaatste serie van items, horizontaal of verticaal ten opzichte van elkaar geplaatst
    • Voorbeeldzin met het opsomming erin. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be