Naar inhoud springen

opsnorren

Uit WikiWoordenboek
  • op·snor·ren

opsnorren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opsnorren
snorde op
opgesnord
zwak -d volledig
  1. zoeken en vinden
    • Nu doet de Anne Frank Stichting dat wel. In een onderzoeksrapport legt Gertjan Broek, historicus bij de stichting, uit waarom het goed mogelijk is dat de Joodse familie bij ­toeval ontdekt werd in het Achterhuis. Zo is er pas twintig jaar na de feiten sprake van het verkliktelefoontje, in een verklaring van SS-officier Silberbauer. In 1944 waren de meeste telefoonverbindingen afgesloten, stelt Broek, en kon je het nummer van de Sicherheitsdienst niet zomaar opsnorren in een telefoonboek. [2] 
    • De politie vermoedt dat dieven eerst naam- en bankgegevens van hun potentiële slachtoffers opsnorren, bijvoorbeeld door tussen het oud papier te kijken, en vervolgens een nieuwe pinpas op hun naam bestelden. Op de dag dat de post de nieuwe pas zou moeten bezorgen, plakken ze de brievenbus van de bewoners af en zetten er een groene plastic bus naast, in de hoop dat de postbode daar de post in stopt. [3] 
96 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard MAANDAG 19 DECEMBER 2016
  3. Tubantia Ivar Penris 12-01-2017
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be