opschonen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·scho·nen
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
opschonen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opschonen |
schoonde op |
opgeschoond |
zwak -d | volledig |
- van overbodige troep ontdoen
- In de familiefilm moet de elfjarige Paul, een jongen met grote flaporen, plotseling mee op schoolreisje. Al snel komt hij er achter dat hij in werkelijkheid samen met honderden andere kinderen wordt opgesloten, omdat hij lelijk is. Op deze manier wil president Isimo het land opschonen.[3]
- De kenners van ING gaan er niet van uit dat de vergelijkbare huurinkomsten van Vastend de komende twaalf maanden hoger zullen uitvallen. Verder zal Vastned werk blijven maken van het opschonen van het portfolio. Het dividend van 2 euro per aandeel is volgens ING een heilig huisje.[4]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord opschonen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "opschonen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ opschonen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf zuiveren
- ↑ de Telegraaf 21 dec. 2017
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 84 %