opril

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Voorbeeld van oprillen geplaatst in een hol bastion
Uitspraak
Woordafbreking
  • op·ril
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opril oprillen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de oprilv

  1. (bouwkunde) weg naar de top van een dijk, vestingwal of andere verhoging
     Door de politie is maandag in een woning aan de Opril Westwal een tweetal hennepkwekerijen ontdekt.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

10 % van de Nederlanders;
7 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. opril op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink Weblink bron “Hennepkwekerijen opgerold in woning” (18-02-2009), Reformatorisch Dagblad
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be