opponeerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: opponeerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- op·po·neer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opponeren |
opponeerde
- enkelvoud verleden tijd van opponeren
- Ik opponeerde.
- Jij opponeerde.
- Hij, zij, het opponeerde.
- Ik opponeerde.