opponeerbaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·po·neer·baar
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van opponeren met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | opponeerbaar | opponeerbaarder | opponeerbaarst |
verbogen | opponeerbare | opponeerbaardere | opponeerbaarste |
partitief | opponeerbaars | opponeerbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
opponeerbaar
- (biologie) de mogelijkheid bezittend in tegenovergestelde positie gebracht te worden
- De duim van de mens is opponeerbaar.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord opponeerbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.