oppimpen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·pim·pen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

oppimpen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
oppimpen
pimpte op
opgepimpt
zwak -t volledig
  1. iets, vooral qua uiterlijk, mooier en beter maken
    • Met tien bedrijven betekent dat over drie jaar een bedrag van een ton. De gemeente zou dat bedrag moeten voorschieten en met die ton zou het gebouw gebruiksklaar gemaakt kunnen worden. "Met dat geld kun je het gebouw oppimpen", zo drukt Riezebos het uit. [1] 
    • „Ik ben hier vandaag voor het eerst”, valt zijn vriendin, die niet met naam in de krant wil, hem in de rede. „Maar wat mij het eerste opviel was de ouderwetse uitstraling van het bad. Ze mogen het wel iets meer oppimpen. Het ziet er redelijk gedateerd uit.” Even raken Edwin en zijn vriendin verwikkeld in een discussie, maar al snel sluit hij zich bij haar mening aan. [2] 
    • Het Damrak moet de Amsterdamse Champs-Elysées worden. Daarvoor pleit directeur Stefan Diender van het Amsterdam Toerisme & Congres Bureau. Diender vertelt dit in een interview met de NRC. Diender vindt het Damrak 'verpauperd' en wil 'de rode loper van Amsterdam' oppimpen met exclusieve winkels en restaurant. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen