oppers
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·pers
Zelfstandig naamwoord
de oppers mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord opper
Werkwoord
vervoeging van |
---|
oppersen |
oppers
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oppersen
- ... dat ik oppers.