oppakte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·pak·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
oppakken |
oppakte
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van oppakken
- ... dat ik oppakte.
- ... dat jij oppakte.
- ... dat hij, zij, het oppakte.
- ... dat ik oppakte.
vervoeging van |
---|
oppakken |
oppakte