opoffert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·of·fert

Werkwoord

vervoeging van
opofferen

opoffert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opofferen
    • ... dat jij opoffert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opofferen
    • ... dat hij opoffert. 
     Wie zegt dat het het een óf het ander moet zijn? Als je een aantal dingen opoffert en zuinig leeft kom je een heel eind.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia