oplosten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·los·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
oplossen |
oplosten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van oplossen
- ...dat wij oplosten.
- ...dat jullie oplosten.
- ...dat zij oplosten.
- ...dat wij oplosten.
vervoeging van |
---|
oplossen |
oplosten