opleidt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·leidt

Werkwoord

vervoeging van
opleiden

opleidt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opleiden
    • ... dat jij opleidt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opleiden
    • ... dat hij opleidt.