opleidde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·leid·de

Werkwoord

vervoeging van
opleiden

opleidde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opleiden
    • ... dat ik opleidde. 
    • ... dat jij opleidde. 
    • ... dat hij, zij, het opleidde.