opknopen
Uiterlijk
- op·kno·pen
- samenstelling van op en knopen
opknopen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opknopen |
knoopte op |
opgeknoopt |
zwak -t | volledig |
- iets ophangen door het met een touw ergens aan vast te binden
- iemand of jezelf verhangen tot de dood erop volgt
- Het tarten van het lot en de overduidelijk rigoureuze manier van jezelf opknopen snap ik ook. Maar mijn verzoek aan de toekomstige zelfmoordenaar is simpel: hou de treinmachinist en een klas onschuldige schoolkinderen erbuiten. [1]
- [2] verhangen
- Het woord opknopen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opknopen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ NRC 20 januari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %