Naar inhoud springen

opkleedde

Uit WikiWoordenboek
  • op·kleed·de
vervoeging van
opkleden

opkleedde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opkleden
    • ... dat ik opkleedde. 
    • ... dat jij opkleedde. 
    • ... dat hij, zij, het opkleedde.