opklapbaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·klap·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen opklapbaar opklapbaarder opklapbaarst
verbogen opklapbare opklapbaardere opklapbaarste
partitief opklapbaars opklapbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

opklapbaar

  1. naar boven te scharnieren
    • En hij laat trots de foto’s zien van zijn recordpoging om het Britse kanaal over te steken in een sportwagen waarvan de wielen opklapbaar zijn. „We gingen vier keer zo snel als het oude wereldrecord. Het was compleet gestoord. Echt, ik voelde me net James Bond.” [1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Sandra Smallenburg NRC 31 juli 2014