ophemelen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·he·me·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ophemelen
hemelde op
opgehemeld
zwak -d volledig

Werkwoord

ophemelen

  1. overgankelijk iets of iemand overdreven goed afschilderen
    • In de hier beschreven verhalen van de ouders wordt de leerkracht steevast zwartgemaakt en worden de kinderen opgehemeld of bedolven onder medelijden vanwege het hun aangedane leed.[3] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen