opgeschrokken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·ge·schrok·ken
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van opschrikken: voltooid deelwoord en een klinkerwisseling i-o (IPAː /ɪ/ - /ɔ/)
Werkwoord
vervoeging van: | opschrikken… |
verbogen vorm: | opgeschrokkene |
opgeschrokken
- voltooid deelwoord van opschrikken