opgebruikt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·ge·bruikt
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opgebruiken

opgebruikt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opgebruiken
    • ... dat jij opgebruikt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opgebruiken
    • ... dat hij opgebruikt. 
  3. voltooid deelwoord van opgebruiken
Verwante begrippen
Vertalingen


Gangbaarheid