opgaf
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·gaf
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opgeven |
opgaf
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opgeven
- ... dat ik opgaf.
- ... dat jij opgaf.
- ... dat hij, zij, het opgaf.
- ... dat ik opgaf.
vervoeging van |
---|
opgeven |
opgaf