opgaan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·gaan
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opgaan
ging op
opgegaan
klasse 7 volledig

Werkwoord

opgaan

  1. ergatief oprijzen, omhooggaan
    • De zon gaat morgen om zes uur op. 
  2. ergatief een succes zijn, juist blijken
    • Nee, die redenering gaat niet op. 
  3. deel worden van een groter geheel en daarin niet meer als afzonderlijk element te onderscheiden zijn
     Opgaan in de groep[1]
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1] in vlammen opgaan
Vertalingen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be