openstaand

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • open·staand
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: openstaan
verbogen vorm: openstaande

openstaand

  1. onvoltooid deelwoord van openstaan
stellend
onverbogen openstaand
verbogen openstaande
partitief openstaands

Bijvoeglijk naamwoord

openstaand

  1. in een stand waardoor naar binnen gaan of kijken mogelijk is (van dingen die bedoeld zijn om naar binnen gaan of kijken te kunnen verhinderen)
    • De inbreker klom door een openstaand raam het huis in. 
    • Onder zijn openstaand jasje droeg hij een ongestreken overhemd. 
  2. niet gesloten
    • Ze moesten wachten voor de openstaande brug. 
  3. niet bezet
    • Er zijn in ons bedrijf nog enkele openstaande vacatures. 
  4. nog niet betaald (van een schuld)
    • U moet nog een openstaand bedrag van 17 euro voldoen. 

Gangbaarheid