opensloeg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • open·sloeg

Werkwoord

vervoeging van
openslaan

opensloeg

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van openslaan
    • ... dat ik opensloeg. 
    • ... dat jij opensloeg. 
    • ... dat hij, zij, het opensloeg. 
     Midden in de nacht schrok ik wakker doordat de deur met een klap opensloeg.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia