opeiste

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·eis·te

Werkwoord

vervoeging van
opeisen

opeiste

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opeisen
    • ... dat ik opeiste. 
    • ... dat jij opeiste. 
    • ... dat hij, zij, het opeiste.